Systeem18. Fysica

Is het universum een systeem? Heeft het universum een (systeem)grens?  En zo ja, wat is er dan ‘buiten’ het systeem?  Volgens de wetenschap heeft het universum een begin. Dat is de Big Bang. Maar we weten niet wat er ‘vóór’ de Big Bang ligt. De theorie van  Conceptrelativiteit (CoR)  die ik hier zal presenteren, is een fysische theorie die simpelweg stelt dat het universum een zwart gat is. Ik heb het dan niet over een Einstein-Rosen Brigde, of een of andere exotische metriek, die ons een poort naar een andere universum verschaft. Nee, het zwarte gat is eenvoudige een alternatieve beschrijving van een universum. Er bestaan, met andere woorden, twee verschillende conceptuele representaties van een en hetzelfde object.

Het object noem ik het informatie-universum (IU); de twee representaties zijn ‘zwart gat’ en ‘universum’. Omdat er één object is, en beide representatie valide zijn, moet de IU een conceptenstructuur hebben die een symmetrie bezit. Die symmetrie kunnen beschrijven via een concepttransformatie (CoTrans) die beide representaties op elkaar afbeeld. Diezelfde symmetrie kunnen we gebruiken om de Quantummechanica en de relativiteitstheorie te unificeren.

Nemen we de Schwarzschild metriek als model voor een zwart gat dan is, voor fysici, de transformatie betrekkelijk eenvoudig te definiëren: Als je in het zwarte gat valt, als je de horizon passeert, verandert tijd in een inverse ruimte(dimensie) en vice versa, de (radiale) ruimte dimensie verandert in een inverse tijd. Het is een reciproke conceptwissel.

De werkelijkheid is complexer, omdat de Schwarzschild metriek geen rekening houdt met rotatie en lading van een zwart gat

Daar kom ik later op terug. 

Beide representaties zijn echte werkelijkheden. Dus elke conceptrepresentatie van een IU heeft zijn eigen ‘denkers’ (die niet met elkaar kunnen communiceren, want ze leven in verschillende werkelijkheden). Als wij  (denker 1)  een IU "van buitenaf" observeren, voorspellen wij, op basis van conceptuele continuïteit, dat  in het binnenste van dit object een singulariteit ligt die alle materie zal vernietigen. We noemen het een zwart gat. Maar bij de denkers (van type 2) die zich "in het binnenste van datzelfde zwarte gat" bevinden, gaan we uit van conceptuele discontinuïteit.

Zij zien iets heel anders omdat hun concept van tijd en ruimte anders is dan die van denker1. Zij zien een universum. Hun ‘Big Bang’ moment ligt op de Schwarzschild Horizon van denker1. De expansie van het universum van denker2 gaat (volgens t= 1/r) in richting van de singulariteit van denker 1 maar duurt oneindig lang. Beide conceptrepresentaties (CoRep's) zijn ismorf, uitwisselbaar en even geldig omdat ze representaties zijn van één en hetzelfde object. Dit noem ik de IU-hypothese.  

Een universum en een zwart gat zijn dus conceptuele spiegelbeelden van elkaar. Keren wij (denker1) ons universum ‘binnenste buiten’  (inversie) en verwisselen we tijd en ruimte dan zitten we in een zwart gat. En omgekeerd geldt hetzelfde.

De wereldbeelden van denker1 en denker2 zijn beiden valide omdat ze één onderliggende, ‘ware’ werkelijkheid hebben die niet conceptueel van aard is, maar mathematisch-informatief van aard. Een IU is dus een conceptloze werkelijkheid die op verschillende manieren gelezen/bedacht kan worden. Onze conceptualisatie van de werkelijkheid is een afspiegeling van een non-conceptuele werkelijkheid die puur mathematisch van aard is ( systeem17).

De Conceptrelativiteitstheorie (CoR) re-interpreteert het concept ‘universele constante’ om beide representatie te verbinden. Een universele constante, zoals de snelheid van het licht, zegt dat een bepaalde fysisch grootheid overal (in het universum) gelijk is. Dat is een heel vreemd idee. Snelheid is een eigenschap van objecten met variabele waarden. De snelheid kan veranderen. Een universele constante 'mist' echter variatie.

Zonder variatie is er geen differentieel vermogen. En zonder differentiële vermogen bestaat er eigenlijk geen concept. Een ‘grootte’ zonder variatie is onzichtbaar. Als een foton kon denken, zou het het begrip snelheid niet begrijpen, want het ervaart geen verandering van snelheid. De 'mentale wereld' van het foton heeft een dimensie minder dan die van de mens. Er is sprake van een conceptuele reductie. Maar precies deze kwaliteit maakt het mogelijk om de transformatie tussen twee conceptuele representaties uit te voeren. De universele constante maakt het mogelijk om de fysieke dimensie van een grootheid te elimineren. Er blijft alleen een getal over, zoals de dimensieloze grootheid β = v/c die natuurkundigen veel gebruiken.

Voor natuurkundigen is dit voornamelijk een ‘gemaksregel’, maar volgens de CoR is deconceptualisering een manier om de  ware, metafysische, puur informatieve dimensie achter het concept te laten verschijnen. De universele constante verbindt de fysica van concepten met de metafysica van het getal. Vervolgens kunnen deze mathematische dimensies weer worden gereconceptualiseerd met een andere grootheid en verkrijgen we een nieuwe representatie van de IU.  Juister is daarom de eerder voorgestelde concept transformatie (de Horizon CoTrans)  te schrijven in de dimensieloze, puur mathematische vorm t/tP  > rP/r’ waarbij tp en rp twee universele constanten zijn (de Planck-tijd van onze representatie en de Planck-lengte van de alternatieve representatie) .

De correspondentie tussen ‘variabele’ en ‘constante’ grootheid heeft een filosofische betekenis: universele constanten staan aan de bron van onze conceptueel vermogen. Niet alleen een universum wordt gebouwd op basis van een reeks universele constanten, diezelfde reeks is tegelijkertijd de basis van de concepten die we gebruiken om de werkelijkheid te begrijpen. Universele constanten verbinden denker en universum. Tot op heden geloven natuurkundigen dat de ontdekking van de constante van Planck (h) en de constante van Einstein (c) wetenschappelijke toevoegingen zijn om de realiteit van de microscopische en macroscopische wereld te begrijpen. Voor mij is het precies andersom, de universele constanten van Planck-lengte, Planck-tijd, de Planck-massa en de lichtsnelheid zijn de enige reden waarom we überhaupt in staat zijn om concepten van lengte, tijd en massa te denken.

 Ze definiëren onze conceptualiteit.

Kunnen we de conceptrelativiteitstheorie bewijzen? De conceptrelativiteitstheorie biedt, allereerst,  een nieuwe verklaring voor het bestaan van donkere materie en energie. Ons universum is volgens de theorie een zwart gat in een ander moeder-universum. Vanuit dat  moeder universum valt permanent materie en energie in het zwarte gat/ons universum. Maar alleen in het allereerste bestaansmoment was er voldoende energie om  barionen (protonen en neutronen) te laten ontstaan. Bij de latere influx wordt die grenswaarde niet bereikt, en wordt er donkere materie en energie gevormd. Deze onzichtbare materie heeft echter wel een normale gravitatie impact op het universum, wat de in 2007 ontdekte versnelling van de expansie van het heelal kan verklaren.

Ten tweede voorspelt de conceptrelativiteitstheorie een nieuwe vorm van unificatie van de QM en RT, de heilige graal van de fysica. De IU hypothese inverteert concepten. Anders gezegd, het verbindt concepten van de microkosmos (de wereld van het quantum) met concepten van de macrokosmos (de wererld van de relativiteitstheorie). De CoR stelt dat unificatie niet in het ontwerpen van een ‘dieperliggende’ theorie (zoals snaren) moet worden gezocht, maar gelegen is in de conceptuele overeenkomsten van de theorieën. Anders gezegd de fysische grootheden van QM en RT zijn elkaars ‘spiegelbeelden’ (van een concepttransformatie).

Om dit verder uit te leggen verschuiven we allereerst ons perspectief. Bij de Horizon CoTrans bevinden we ons op de ‘rand’ van het universum (de Schwarzschild horizon).

Maar wij mensen staan niet aan de rand maar precies in het midden van universum, met 40 grootteordes van tijd en ruimte ‘onder’ ons en 40 grootteordes  van tijd en ruimte ‘boven’ ons.  Vanuit dit nieuwe perspectief is het resultaat van de concepttransformatie (t <-> 1/r) heel anders: we zien namelijk geen enkel verschil! Anders gezegd, de micro- macro kosmos zijn letterlijk conceptuele spiegelbeelden.

Om de Human Conceptentranformatie te definiëren zoeken we, allereerst naar patronen van overeenkomst in de 4 grote fysische conceptenvelden, de  Quantummechanica (QM), de klassieke mechanica (CM), de Relativiteitstheorie (RT) en de thermodynamica (TD) . Schema 1 toont de 4 basisconcepten van elk van deze velden.

CM, QM en RT reken ik tot de elementfysica:  fysica die zich bezig houdt met de uitwendige beweging van ‘elementaire’ entiteiten.  De TD onderzoekt inwendige beweging van systemen. De systeemfysica zal in het volgende hoofdstuk verder aan de orde komen.

Wat we zien is dat de concepten hoofdstructuur van de CM- terugkeert in de structuur van objectieve concepten van de micro en de macro wereld. Deze structurele overeenkomst gaat veel verder. Elke basisset heeft een duale basisset:  in de QM is dat antimaterie, in de RT contravariante tensoren, en in de klassieke mechanica is dat de golf-mechanica.  De basis concepten van alle disciplines zijn vergelijkbaar met elkaar verbonden. In de QM is dat de zwakke kracht, in de RT is dat de Einstein vergelijking, in de klassieke mechanica is dat het Langrange formalisme.









                                      E  L  E  M  E  N  T     F  Y  S  I  C  A                               SYSTEEM FYSICA

CM/SR/Bohr

QM

GR

TD

























Classic element properties

Micro objects

Macro objects

System properties

A

xi (position in space)

u (up quark)

gii (space part of covariant metric tensor)

V (volume)

t (moment of time)

d (down quark)

q (Inverse absolute temperature)

B

g00 (time part of covariant metric tensor)

pi (momentum)

e- (electron)

C

Basic concepts

Tii (energy-impulse stress tensor)

D

H (external, Hamiltonian energy)

ne (neutrino)

U (internal energy of system)

T00

We kunnen de vergelijking verder symmetriseren, wat nieuwe verwantschappen aan het licht brengt.  Baryonen, de elementaire deeltjes van onze materie, bestaan uit 3 quarks, net als onze ruimte 3 dimensie heeft in de CM.  In de RT wordt het universum-object beschreven met een metriek. Mijn eerste stelling is dan ook dat de concepten van een baryon (qqq) en de metriek-deel van de 3-dimensionale ruimte (gij)  door de Human Contrans op elkaar worden afgebeeld. Bedenken we dat het waterstof atoom bestaat uit een proton (3 quarks) en een electron dat als een wolk om de kern beweegt dan is de volgende stellingname:  het waterstof-atoom en de metriek (gαβ) van het universum zijn conceptuele spiegelbeelden van elkaar.

Complexer wordt het als we natuurwetten verder in onze beschouwing meenemen.

Het universum wordt opgebouwd met 4 krachten die sterk van elkaar verschillen (door een verschil in koppelingsconstante). De koppelingsconstanten zijn gedefinieerd in termen van 4 universele natuurconstanten.

Het krachten-perspectief is een ander perspectief van dezelfde IU waarbij dimensies en basisset concepten worden getransformeerd. 3 krachten (EM, zwak, sterk) zijn geünificeerd. Maar de zwaartekracht is laat zich nog niet er mee verenigen. Deze unificatie stuit op het probleem dat we niet in staat zijn uit te stijgen boven onze eigen conceptualiteit. Dat is precies wat de CoR doet.

Hoe transformeren krachten onder de Human CoTrans?  Als micro en macrowereld spiegelbeelden van elkaar zijn die door verschillende ‘denkers’  in gespiegelde vorm kunnen worden waargenomen, dan is dat alleen mogelijk als zwaartekracht (dominant in de macro-wereld) en EM-kracht  (dominant in de micro-wereld) in een of andere vorm worden ‘verwisseld’.  In de Horizon CoTrans hebben we alleen tijd en ruimte gespiegeld en geïnverteerd. Mijn stelling is dat op basis van dit krachtenperspectief we deze Conceptentransformatie verder moeten uitbreiden met een reciproke verwisseling  tussen de concepten van (rust)massa en SpinLading.  De SpinLading is een eigenschap waarin de links/rechts verschil van Spin met postitief/negatief verschil lading zijn gepaard.

De CoR-theorie biedt vele aanknopingspunten tot verder onderzoek.

  • De symmetrie van de IU die de Horizon CoTrans beschrijft kan beschouwd worden als een gegeneraliseerde vorm van het CPT theorema. Alle natuurwetten keren in dezelfde vorm terug onder de CTho, alleen de waardes van de universele constanten veranderen.
  • Fermionen en een zwarte gat hebben dezefde 3 kenmerken (massa, lading, spin) die door CTho worden gereconceptualiseerd.
  • De paring van Spin en Lading en de IU symmetrie verklaart waarom neutrino’s altijd linksdraaiend zijn.
  • De bron van de verstrengeling die de QM kenmerkt, is gelegen in de symmetrie van een IU. Het lokale en het universele zijn verbonden. De uitgebreide golf en het geisoleerde object zijn verbonden. We zijn eenvoudig twee perspectieven van hetzelfde object die met elkaar verwisseld moeten kunnen worden.
  • De verstrengeling van ruimte en tijd in de RT is het spiegelbeeld van de verstrengeling in de QM.
  • De reciproke conceptwissel tussen massa en SpinLading betekent  rustmass x spin x lading een constante is. En dat impliceert ook dat een fermion zonder lading, zoals een neutrino, ook geen rustmassa zou moeten hebben. De massa die we bij een neutrino meten kan daarom geen echte rustmassa zijn maar moet ontstaan door de rotatie van het zwart gat waar ons universum mee kan worden gerepresenteerd. Het veroorzaakt een algemene massa-verschuiving in de universum-representatie.

Notities

  1. Janssen, JWH "Concept Relativity Part 1: The Information Universe" in het Menselijk Vermogen (januari 2023).  Dit is een wetenschapppelijk artikel over dit systeem. Het is in 2022 aangeboden aan het wetenschappelijk tijdschrift "The foudantions of Physics", maar niet gepubliceerd.
Privacy beleid

OK