1/2
Het vierde systeem is de belasting voor bedrijven: een sectorafhankelijke profielbelasting (PB) waarin het tarief over de winst (de VPB) per sector kan verschillen en er bovendien ook belastingtarieven worden ingevoerd voor andere componenten van de jaarrekening. De BTW, hoog en laag, schaffen we af. Er komt in de profielbelasting een (progresssief) tarief over de omzet voor terug3. Er wordt een tarief over de loonsom (de som van de lonen van de werknemers) toegevoegd om de belastingdruk op de factor arbeid te kunnen instellen. Dus niet langer worden individuele inkomens belast, maar de economische productiefactor arbeid.
Subsidies en accijnzen kunnen in sectorspecifieke profielen worden opgenomen.
Beleidsplannen om de economie cyclisch te maken, kunnen via de profielbelasting fiscaal worden ‘gestimuleerd’.
Bedrijven ontvangen, net als nu met de VPB, eerst een voorlopige aanslag van de profielbelasting en een definitieve belastingaanslag na vaststelling van de jaarrekening (met uiteraard een stevige accountantscontrole).
De kracht van de profielbelasting is dat de belasting op de productiefactoren, arbeid, kapitaal (afschrijvingen) en natuur (zoals grondstoffen, energie, afval) integraal per sector kunnen worden afgewogen en ingesteld. Beleidsdoelen om de economie sociaal en duurzaam te maken kunnen fiscaal worden vertaald bijvoorbeeld via een hogere aftrek voor ORA’s van arbeidsgehandicapten, een CO2 belasting of een sectorale afvalstoffenbelasting.
De vermogensgroeibelasting en de Profielbelasting zijn ‘sturende’ belastingen, die als nadeel hebben dat de opbrengst daalt als het beleidsdoel is bereikt. Daarom dienen er naast deze twee belastingen ook nog ‘dragende’ belastingen te worden ingesteld, die een stabiele, structurele inkomstenbron van de overheid vormen. Dat kan het beste worden gerealiseerd via belastingen op het gebruik van infrastructuren (zoals wegen, elektriciteit, water en riolering, afval verwerking, internet, financiële transacties e.d.). De CO2 belasting, de km-heffing worden via de koolstof- en de vervoerscredieten afgerekend.
2/2
Een Stikstofheffing, waterheffing, rioolheffing, afvalstoffenheffing kunnen via de lagere overheden worden geheven. Een data-heffing (gebruik van internet) en een Tobin taks (financiële transacties) kunnen via providers en banken worden geheven. De belastingen kunnen eventueel ook geoormerkt worden voor onderhoud van de betreffende infrastructuur. Het is daarom wenselijk dat infrastructuren zoveel mogelijk in overheidshanden zijn.
Om het belastingverhaal compleet te maken moeten we nog twee zaken benoemen: bedrijfsvlucht en kapitaalvlucht. VGB en PB hebben enorme effecten en moeten dan ook bij voorkeur EU-breed worden ingevoerd. De VGB zal ertoe leiden dat mensen hun vermogen willen verbergen of wegsluizen buiten de EU. Dat is toegestaan. Vermogen buiten de EU telt niet mee voor de VGB.
Maar omgekeerd zodra vermogen de EU weer binnenkomt telt het meteen als groei van vermogen waarover belasting moet worden betaald. Dat geldt ook voor erfenissen: Bij een erfenis die groter is dan 10 miljoen euro gaat 95% van de bovenwaarde naar de fiscus. De VGB beperkt dus sterk de rijkdom die naar volgende generaties kan vloeien.
Het tweede aspect betreft bedrijven in sectoren met hoge belastingdruk die naar landen buiten de EU zullen vluchten. Ook dat is ingecalculeerd. Met sectorale importtarieven, een dynamisch en innovatief economische klimaat en een grote Europese markt, en een stabiele (want op gelijkheid gebaseerde) samenleving met een hoog opgeleide bevolking verwacht ik dat Europa een zeer geliefde vestigingsplaats zal blijven.
Dit is het stelsel dat ook in de VS wordt gebruikt. Daar wordt per deelstaat een belasting over de omzet geheven. Binnen de EU kan dat per lidstaat worden bepaald. Maar belangrijker is ook een differentiatie per bedrijfssector.